Veelgestelde vragen

Op deze pagina vind je veelgestelde vragen. Staat jouw vraag er niet tussen? Stuur dan een mail naar secretariaat@swv-peellandpo.nl.

Passend Onderwijs

Per 1 augustus 2014 is de nieuwe Wet passend onderwijs ingegaan. Scholen hebben vanaf dat moment een zorgplicht. Dat betekent dat zij samen met andere scholen en instellingen in de regio ervoor zorgen dat elk kind een passende onderwijsplek krijgt. Op de eigen school – eventueel met extra ondersteuning – op een andere school of in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Het doel van de nieuwe wet is om zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs te laten volgen. Want zo worden ze het best voorbereid op een vervolgopleiding en doen ze zo goed mogelijk mee in de samenleving. Het speciaal onderwijs blijft gewoon bestaan voor leerlingen die dat echt nodig hebben.

Informatie over het onderwijssysteem en passend onderwijs is te vinden op www.european-agency.org. Daar kunt u klikken op landeninformatie en dan Nederland.

Bij het informatiepunt van Ouders & Onderwijs kunnen ouders terecht met alle vragen over passend onderwijs, bijvoorbeeld een vraag over de schoolplaatsing van hun kind dat extra ondersteuning nodig heeft, over de invulling van extra ondersteuning en begeleiding, over medezeggenschap in passend onderwijs en over de manier waarop ouders zelf ondersteund kunnen worden.

Door de invoering van passend onderwijs hebben scholen een zorgplicht. Ook is het schoolbestuur verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs op scholen. In de onderzoekskaders VO en VSO wordt beschreven hoe de inspectie werkt, wat wordt beoordeelt en wanneer het onderwijs van voldoende kwaliteit is.

Elke school zal door de inspectie worden voorzien van een kwaliteitsprofiel. Een kwaliteitsprofiel laat op een aantal cruciale kwaliteitsgebieden zien welk niveau de school levert en waar verbeteringen mogelijk zijn.
De vijf kwaliteitsgebieden zijn:
1. onderwijsresultaten
2. onderwijsproces
3. schoolklimaat en veiligheid
4. kwaliteitsborging en ambities
5. financiën en materiële voorzieningen

Ouders & Onderwijs

Ouders & Onderwijs is hét informatiepunt voor ouders, de gesprekspartner voor de overheid en de onderwijssector en de verbinder van ouders rond het onderwijs. Ouders kunnen met alle vragen over onderwijs en voor persoonlijk advies contact opnemen met het informatiepunt. Via email vraag@oudersonderwijs.nl of op schooldagen van 10.00 uur tot 15.00 uur ook telefonisch te bereiken op 0800-5010 (gratis vanaf een vaste telefoon).

Bekijkt u hier de infographic ‘Het gaat niet goed met je kind. Wat nu?’

Ieder(in)

Ieder(in) streeft ernaar dat chronisch zieken en mensen met een beperking volwaardig mee kunnen doen aan de maatschappij. Ieder(in) geeft ook hulp en advies. Informatie hierover vind je op deze pagina.

Onderwijsconsulenten

Ook de onderwijsconsulenten hebben handige brochures gemaakt voor ouders:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ook op de website van het ministerie van OCW is veel informatie beschikbaar voor ouders.

Governance

Om de kwaliteit van het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen, is het nodig:

  • te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben;
  • zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van de samenwerkingsverbanden;
  • te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is.

Bij een kwaliteitsonderzoek maakt de inspectie gebruik van een waarderingskader. De inspectie gebruikt drie kwaliteitsaspecten: 1. Resultaten 2. Management en organisatie 3. Kwaliteitszorg.

Het toezicht is risicogestuurd. Als uit een risicoanalyse blijkt dat er signalen of aanwijzingen zijn dat het samenwerkingsverband onvoldoende kwaliteit levert, voert de inspectie een kwaliteitsonderzoek uit. Tijdens dat kwaliteitsonderzoek stelt de inspectie aan de hand van een waarderingskader vast of er tekortkomingen zijn. Voor de risicoanalyse hanteert de inspectie een risicomodel dat is gebaseerd op 6 parameters. Deze zijn ook te vinden in het toezichtkader samenwerkingsverbanden (zie onderzoekskaders po, vo en (v)so)

Voor het toezicht op de (kwaliteit van de) uitvoering van de taken richt elk samenwerkingsverband een vorm van intern toezicht in. Daarnaast houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden.

Intern toezicht

Een samenwerkingsverband organiseert het interne toezicht op het bestuur. Doel hiervan is toezien op onder meer de naleving van de statuten, het financieel beheer en het bereiken van de doelen van het samenwerkingsverband.

Toezicht door inspectie

Om de kwaliteit van het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen, onderzoekt de onderwijsinspectie of de leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben, de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van de samenwerkingsverbanden en de besteding van middelen (is deze rechtmatig en doelmatig). Meer informatie over het toezicht en waarderingskader voor samenwerkingsverbanden vind je hier.

In en om school

De Wet op het primair onderwijs (WPO) stelt dat aanmelding van kinderen voor toelating op een school kan plaatsvinden vanaf de dag waarop het kind de leeftijd van 3 jaar bereikt. Ouders bepalen zelf bij welke school ze hun kind aanmelden. Wanneer zij hun kind moeten aanmelden, is deels afhankelijk van de aanmeldingsprocedure van de school. Zo worden in het voortgezet onderwijs vaste data gebruikt voor de inschrijving voor het nieuwe schooljaar.

Het kind moet wel minimaal 10 weken vóór de gewenste inschrijfdatum schriftelijk aangemeld worden. De school heeft op basis van de wet namelijk 6 weken om een passende plek te bieden. Deze termijn kan 1 keer met 4 weken worden verlengd. Meestal kunnen ouders hun kind aanmelden door een inschrijfformulier in te vullen. Als ze denken dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft, geven ze dat bij de aanmelding direct aan de school door.

In het schoolondersteuningsprofiel legt het schoolbestuur ten minste eenmaal per 4 jaar vast welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Ook wordt beschreven welke ambities de school voor de toekomst heeft. Dit profiel wordt opgesteld door leraren, schoolleiding en bestuur. Op basis van het profiel inventariseert de school welke expertise eventueel moet worden ontwikkeld en wat dat betekent voor de (scholing van) leraren.

Leraren en ouders hebben adviesrecht op het schoolondersteuningsprofiel via de medezeggenschapsraad van de school. Het samenwerkingsverband beoordeelt op basis van alle schoolondersteuningsprofielen of het een dekkend aanbod in de regio kan realiseren.

Nee. De school waar een leerling wordt aangemeld, hoeft niet alle leerlingen op de eigen school te plaatsen. Wel moet de school altijd eerst onderzoeken of zij de leerling een passend onderwijsprogramma kan bieden. Als blijkt dat plaatsing een onevenredige belasting is voor de school, moet de school (het bestuur) een andere school vinden die een passend onderwijsaanbod kan bieden en waar het kind ook kan worden geplaatst. De verantwoordelijkheid om een passende plek te vinden op een andere school is geregeld in de Wet passend onderwijs.

Docenten, ouders en scholieren kunnen invloed uitoefenen op passend onderwijs binnen een school en op het beleid van een samenwerkingsverband.

Medezeggenschap op school

Elke school heeft een medezeggenschapsraad (MR), waarin ouders, personeel en – in het voortgezet onderwijs – ook leerlingen zitten. De MR denkt actief mee over het beleid van de school. De MR van de school heeft adviesrecht op het vaststellen van het schoolondersteuningsprofiel. In dit profiel beschrijft de school welke ondersteuning de school kan bieden aan leerlingen en hoe deze ondersteuning is georganiseerd.

Medezeggenschap samenwerkingsverband

De ondersteuningsplanraad (OPR) is een speciale medezeggenschapsraad van een samenwerkingsverband. In de OPR zitten ouders, personeel en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen. De leden van de OPR worden afgevaardigd door de MR van de scholen, maar, zij hoeven zelf niet in de MR te zitten. Lees hier meer over de OPR SWV Helmond-Peelland.

De OPR heeft instemmingsrecht op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. In dit plan staan onder meer de afspraken van het samenwerkingsverband over de basisondersteuning die alle scholen in het samenwerkingsverband bieden. Ook wordt beschreven welke leerlingen een plek kunnen krijgen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en hoe de verdeling van het geld is. Het ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar aangepast. De OPR moet dit plan goedkeuren voor het samenwerkingsverband het naar de Inspectie van het Onderwijs mag sturen.

Meer informatie

Gesprek ouders en school

Als ouders het niet eens zijn met de toelating van hun zoon of dochter of ontevreden zijn over de ondersteuning van de leerling, dan is het belangrijk dat dit wordt besproken met de school. Als school en ouders het niet eens worden, kan het samenwerkingsverband worden gevraagd om mee te denken.

Onderwijsconsulenten

Als school en ouders er samen niet uit komen, kan advies of bemiddeling worden gevraagd aan de onderwijsconsulenten. Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen waar ouders en scholen kosteloos een beroep op kunnen doen. Zij zijn inzetbaar bij problematiek rond plaatsing, schorsing, verwijdering van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Ook proberen onderwijsconsulenten oplossingen te vinden voor kinderen die langdurig thuiszitten zonder uitzicht op een onderwijsplaatsing. Onderwijsconsulenten hebben een oplossingsgerichte instelling. Het belang van het kind staat voorop.
Meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl

Bezwaarprocedure of geschillenprocedure

Is er na het advies van de onderwijsconsulent nog geen oplossing, dan kun je  als ouder ook kiezen voor de Geschillencommissie passend onderwijs (GPO), voor een bezwaarprocedure of gerechtelijke stappen.

De GPO behandelt geschillen over:

  • (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben
  • de verwijdering van alle leerlingen
  • de vaststelling en bijstelling van het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

De GPO behandelt geen geschillen over schorsing. Ben je het niet eens met een schorsing van jouw kind, dan kunt terecht bij de klachtencommissie van de school. Veel scholen zijn aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) van Onderwijsgeschillen. De LKC behandelt klachten die kunnen gaan over schorsing, maar ook klachten die bijvoorbeeld samenhangen met het ontwikkelingsperspectief of gaan over de gegeven begeleiding van jouw kind. Of de school is aangesloten bij de LKC of bij een andere klachtencommissie, kun je nalezen in de schoolgids of op de website van de school.

Meer informatie: Geschillencommissie passend onderwijs, ondergebracht bij Onderwijsgeschillen, en Landelijke Klachtencommissie onderwijs (LKC), ook ondergebracht bij Onderwijsgeschillen.

Soms heeft een leerling naast onderwijsondersteuning ook begeleiding, persoonlijke, verzorging en/of  verpleging nodig tijdens de onderwijsuren. De handreiking onderwijs en zorg is bedoeld als hulpmiddel voor ouders en scholen bij het voeren van gesprekken over de benodigde zorg in het onderwijs. Download hier de handreiking.

Onderwijszorgconsulenten

Onderwijszorgconsulenten ondersteunen ouders en scholen die problemen ervaren bij het ontwikkelen van een onderwijszorgarrangement voor een individuele leerling en daar samen niet uitkomen. Het gaat om leerlingen voor wie zorg op school voorwaardelijk is voor het kunnen volgen van onderwijs.

Meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl/advies/onderwijszorgconsulenten/

Scholen zijn verantwoordelijk voor het bieden van goed lees- en spellingonderwijs en voor de signalering en begeleiding van leerlingen met problemen op het gebied van technisch lezen en/of spellen. Als blijkt dat extra begeleiding van de leerling onvoldoende effect heeft, kan worden doorverwezen voor diagnostisch onderzoek.

De gemeente is verantwoordelijk voor de inkoop en toeleiding naar diagnostiek en behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) door zorgaanbieders.

Diagnostiek en behandeling van dyslexie wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde gz-psycholoog(BIG),  kinder- en jeugdpsycholoog(NIP) of orthopedagoog-generalist (NVO). Alleen leerlingen met een diagnose ernstige enkelvoudige dyslexie komen in aanmerking voor behandeling.

Ongeacht de uitkomst van het onderzoek blijft de school c.q. het samenwerkingsverband passend onderwijs verantwoordelijk voor ondersteuning en begeleiding voor alle kinderen met dyslexie. Voor docenten zijn er vier vakkaternen ontwikkeld met begeleidingsadviezen voor leerlingen: talen, exacte vakken, zaakvakken, praktijk- en creatieve vakken.

Meer informatie:

Omdat niet kan worden verwacht dat (reguliere) scholen alle kinderen die worden aangemeld een passend aanbod kunnen bieden, werken scholen regionaal (in een aaneengesloten gebied) samen. Daarvoor zijn samenwerkingsverbanden passend onderwijs (swv’s) voor po en voor vo ingericht. Naast reguliere scholen sluiten ook scholen voor speciaal basisonderwijs (in po), scholen voor praktijkonderwijs (in vo) en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (cluster 3 en 4) aan. Cluster 3 is het onderwijs aan kinderen met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap en voor langdurig zieke kinderen. Cluster 4 is onderwijs voor kinderen met ernstige gedrags- of psychiatrische stoornissen.

De school onderzoekt eerst of zij zelf een passend aanbod kan bieden. Dat doet ze op basis van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Daarbij spelen 3 factoren een belangrijke rol:

• de (on)mogelijkheden van het kind
• de (on)mogelijkheden van de school
• de wensen van de ouders

Als de plaatsing een onevenredige belasting vormt voor de school, heeft zij een argument om de leerling niet toe te laten. De school moet dan een andere school vinden die jouw kind kan toelaten.

Bij verhuizingen gelden dezelfde regels als bij plaatsing. Ouders melden hun kind aan op de school van hun voorkeur. Deze school bekijkt of ze het kind een passende plek kan bieden. Kan de school jouw kind geen passende plek bieden, dan biedt ze binnen 6 weken een plek aan op een andere school waar het kind wel geplaatst kan worden. De school mag deze termijn 1 keer met maximaal 4 weken verlengen. Jouw kind blijft ingeschreven op de school totdat een andere school bereid is hem of haar in te schrijven. Tip: Wij raden je aan om uw kind minimaal 10 weken van tevoren in te schrijven op de nieuwe school, zodat het direct na de verhuizing kan instromen.

Ja. Er is een Geschillencommissie passend onderwijs (voor po, vo, en (v)so gezamenlijk). Deze commissie oordeelt bij meningsverschillen over toelating of verwijdering van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en over het ontwikkelingsperspectief. De commissie bestaat uit deskundigen en doet binnen 10 weken uitspraak als een geschil wordt voorgelegd. Bij haar oordeel houdt ze rekening met het schoolondersteuningsprofiel en het ondersteuningsplan. Meer informatie over de Geschillencommissie passend onderwijs.

Ouders kunnen bij geschillen over toelating en verwijdering ook bezwaar maken bij de school, een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens of beroep aantekenen bij de rechter. Mocht de ouder na een uitspraak van de geschillencommissie alsnog naar de rechter stappen, dan neemt de rechter het oordeel van de geschillencommissie mee bij de afweging.

Als ouders het niet eens zijn met de geboden plek, hebben ze een aantal mogelijkheden. De eerste stap is samen met de school proberen om een oplossing te vinden. Als ouders er met de school niet uitkomen, kunnen ze de volgende stappen zetten:
• Ouders kunnen bezwaar maken bij het bevoegd gezag van de school.
• Ouders kunnen contact opnemen met het samenwerkingsverband van de school van aanmelding.
• Ouders (of school) kunnen de hulp inroepen van een onderwijsconsulent.
• Ouders kunnen een oordeel vragen aan de tijdelijke landelijke geschillencommissie passend onderwijs.
• Ouders kunnen een oordeel vragen aan het College voor de Rechten van de Mens.
• Ouders kunnen naar de rechter stappen.

Ja , het is mogelijk om een leerling van een reguliere basisschool een deel van het onderwijsprogramma te laten volgen op een andere reguliere basisschool. Onder voorwaarden kan een leerling van een reguliere basisschool dus een deel van het onderwijsprogramma volgen op een andere reguliere basisschool.

De voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 34.11 van het Besluit bekostiging WPO, waarvan een belangrijke voorwaarde is dat een leerling gedurende een termijn van ten hoogste drie maanden aaneengesloten het volledige onderwijsprogramma kan volgen.

Verder wordt de eis gesteld dat een schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken schoolbesturen wordt gesloten. Hierin wordt de termijn bepaald waarin de leerling onderwijs op de andere school volgt, welk deel van het onderwijsaanbod, het aantal lesuren per week per vak/onderwijsactiviteit en de aanwezigheid van een leraar van de school en andere begeleiding van de leerling. Ook worden afspraken gemaakt over eventuele verrekeningen van personele of materiële kosten.

Dat is vastgelegd in artikel 15 WPO en als uitgewerkt in de AMvB (Stb. 2016, 235).

a. Een school mag een leerling weigeren als de school vol is. Maar, een school moet altijd een consequent en transparant toelatingsbeleid voeren. Daarbij hoort dat het toelatingsbeleid ook voor de ouders toegankelijk is.

Transparant toelatingsbeleid
De school kan bijvoorbeeld in de schoolgids en/of op de website van de school een toelichting geven over het beleid. Wanneer er te veel aanmeldingen zijn, moet de school op een transparante wijze handelen. Als de school vol is, moet het voor ouders duidelijk zijn hoeveel plaatsruimte er op de school is en hoeveel aanmeldingen er zijn. Ook moet voor ouders altijd transparant zijn dat de aanmelding van hun kind op gelijke wijze is behandeld als alle andere aanmeldingen. De school kan bijvoorbeeld loting toepassen of de eerste aanmeldingen plaatsen en daarna werken met een wachtlijst. De school mag ook voorrangsregels toepassen zoals broertjes-zusjes-regelingen of voor bepaalde postcodegebieden.

Niet toegestaan beleid
Beleid dat leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte benadeelt ten opzichte van overige leerlingen, is niet toegestaan. Ook niet toegestaan is bijvoorbeeld beleid dat een maximum stelt aan de toelating van het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft, of beleid dat erop is gericht om voorrang te geven aan leerlingen zonder extra ondersteuningsbehoefte.

Als een school vol zit en ouders melden hun kind (schriftelijk) aan, dan heeft het schoolbestuur geen zorgplicht in het kader van passend onderwijs voor deze leerling. Ook niet als het schoolbestuur de leerling op een wachtlijst plaatst. Maar het mag nooit zo zijn dat een samenwerkingsverband geen passende plaats biedt aan een leerling met extra ondersteuningsbehoefte. Er is dan namelijk geen sprake van een dekkend ondersteuningsaanbod.

Wanneer nieuwkomers binnen het samenwerkingsverband onder ‘extra ondersteuning’ vallen, is een opp verplicht en gelden voor het opp de eisen van de Wet Passend Onderwijs.

Voor meer informatie over nieuwkomers kijk ook eens naar ‘Maatwerk voor nieuwkomers’ of bij de ‘Ontwikkelgroep nieuwkomers’ georganiseerd door het Steunpunt Passend Onderwijs. Daarnaast ondersteunt Lowan Primair Onderwijs (PO) de scholen die nieuwkomers, asielzoekers opvangen binnen het primair onderwijs en plaatsen regelmatig nieuws op de site. Denk hierbij aan goede voorbeeldenonderzoek of over de rol van samenwerkingsverbanden.

Verder biedt bij Lowan Voortgezet Onderwijs (VO) ondersteuning aan scholen in het voortgezet onderwijs, die het eerste onderwijs aan nieuwkomers verzorgen. Op hun website is meer informatie te vinden over ontwikkelde producten, die richting geven aan het onderwijsaanbod voor nieuwkomers. Denk hierbij aan informatie over toetsing en portfolio, leerlijnen, het doorstroomdossier, handreiking NT2 voor docenten in het Vo en MBO en natuurlijk de organisatie van nabijheid ISK en zorg.

Vanaf 14 juli 2019 mogen hulphonden in geen enkele openbare gelegenheid meer worden geweigerd. Onder openbare ruimtes vallen restaurants, hotels, openbare gebouwen, scholen maar ook taxi’s. Deze wetgeving is het gevolg van de ratificatie door Nederland van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Sinds het Verdrag in werking is getreden houdt het College voor de Rechten van de Mens toezicht op de implementatie en de naleving van het Verdrag.

Zorgplicht

Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht gekregen. Dat betekent dat als ouders hun zoon of dochter schriftelijk aanmelden bij een school naar keuze, deze school er voor verantwoordelijk is om de leerling een passende onderwijsplek te bieden. Als een leerling op meerdere scholen wordt aangemeld, wordt aan ouders gevraagd welke school hun voorkeur heeft. Deze voorkeurschool krijgt zorgplicht.

Bij de aanmelding geven ouders aan of zij verwachten dat hun kind extra ondersteuning nodig heeft. De school is verplicht om te onderzoeken welke ondersteuning de leerling nodig heeft en om te bepalen of de school deze ondersteuning kan bieden. Als de school de benodigde ondersteuning niet zelf kan bieden, is zij verplicht om in overleg met ouders te zoeken naar een passende plek binnen het samenwerkingsverband.

Na aanmelding heeft de school 6 weken de tijd om te beslissen over de toelating van de leerling. Deze periode kan eenmaal met 4 weken worden verlengd. Als er na 10 weken nog geen besluit is genomen over de toelating van een jongere, dan heeft hij of zij recht op een tijdelijke plaatsing op de school van aanmelding. De inschrijving is geldig tot het besluit over toelating is genomen.

Het ministerie van OCW heeft stroomschema’s ontworpen voor 4 situaties. Deze stroomschema’s laten zien welke procedures een school moet doorlopen als een leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft.

Belangrijk:

  • Een school heeft ook zorgplicht als ouders hun zoon/dochter aanmelden, terwijl de leerling al is ingeschreven op een andere school. Dit komt bijvoorbeeld voor als ouders ontevreden zijn over de ondersteuning die wordt geboden door de school waar hun zoon/dochter is ingeschreven en onderwijs volgt.
  • De zorgplicht houdt ook in dat een school een leerling pas mag verwijderen als een andere school bereid is gevonden die leerling toe te laten. Zo wordt voorkomen dat een leerling tussen wal en schip valt.

Scholen mogen met een lotingsprocedure werken. Die loting vindt plaats voordat de zorgplicht ingaat. Pas na de loting wordt gekeken of er leerlingen zijn ingeloot die extra ondersteuning nodig hebben. Voor deze leerlingen geldt dan vervolgens de zorgplicht. Als een leerling wordt uitgeloot, geldt de zorgplicht niet. De school hoeft voor geen van de leerlingen die worden uitgeloot een andere plek te vinden. De school moet de procedure wel vooraf communiceren en consistent en transparant uitvoeren.

Een kind kan vanaf 4 jaar naar school. Vanaf 3 jaar kunnen ouders/verzorgers hun kind (schriftelijk) aanmelden op een school. Als het kind extra ondersteuning nodig heeft, geven ze dit bij de aanmelding aan. De zorgplicht gaat dan direct in, ook al is het kind bij aanmelding jonger dan 4 jaar. De school moet vervolgens de aanvraag in behandeling nemen en een passende plek bieden. Soms worden kinderen aangemeld voordat zij 3 jaar zijn. In dat geval spreken we van een vooraanmelding en gaat de zorgplicht nog niet in.

Toelaatbaarheidsverklaring (TLV)

Nee, het is niet wettelijk verplicht dat ouders en/of voogd een TLV-aanvraag ondertekenen. Sommige scholen en samenwerkingsverbanden vragen dit wel van ouders. Dit is hun eigen beleid.

Uitgangspunt is dat de school met ouders bespreekt wat het ontwikkelingsperspectief is van de leerling, welke ondersteuning een leerling nodig heeft. Het is belangrijk dat de school uitlegt aan ouders waarom zij een TLV wil aanvragen voor het bso en dat ouders instemmen met de aanvraag.

Tegen een besluit van een samenwerkingsverband over een toelaatbaarheidsverklaring kunnen betrokken ouders, maar ook het schoolbestuur, bezwaar indienen. Elk samenwerkingsverband is wettelijk verplicht voor deze bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie te hebben. Die adviescommissie brengt een advies uit aan het samenwerkingsverband dat vervolgens een beslissing moet nemen op het bezwaar.

Er is een Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT). Lees meer informatie over wat de commissie doet en haar werkwijze.

De school voor voortgezet (speciaal) onderwijs waar de leerling wordt aangemeld moet de toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Dat doet de school bij het samenwerkingsverband passend onderwijs waar de leerling woont.

Het ministerie van OCW heeft stroomschema’s ontworpen voor 4 situaties. Deze stroomschema’s laten zien welke procedures een school moet doorlopen als een leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft.

Tegen zo’n besluit kunnen ouders, maar ook het schoolbestuur, bezwaar indienen bij het samenwerkingsverband. Elk samenwerkingsverband heeft voor de bezwaarschriftprocedure een (bezwaar)adviescommissie. De meeste samenwerkingsverbanden hebben zich hiervoor aangesloten bij de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT). De LBT is ondergebracht bij Onderwijsgeschillen. Op de website van Onderwijsgeschillen kunt u nalezen hoe zo’n bezwaarprocedure in zijn werk gaat. Je vindt daar ook een formulier waarmee je jouw bezwaar kunt indienen bij het samenwerkingsverband.

Meer informatie: Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (LBT).

(V)so-scholen met leerlingen met een ernstige meervoudige beperking bedienen vaak een grote regio. Zij moeten daardoor bij verschillende samenwerkingsverbanden een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aanvragen. Per samenwerkingsverband kunnen daarvoor andere regels en formulieren gelden. Om het aanvragen van een TLV makkelijker te maken hebben de PO-raad en de VO-raad één landelijk uniforme formulier ontwikkeld voor het aanvragen van een toelaatbaarheidsverklaring.

In eerste instantie is dit TLV-aanvraagformulier ontwikkeld voor EMB-leerlingen uit categorie A, maar kan ook worden gebruikt voor alle EMB-leerlingen (A, B en C). Het is geen wettelijke verplichting om gebruik te maken van het landelijke aanvraagformulier. De PO-raad en de VO-raad doen echter een dringend beroep op samenwerkingsverbanden om dit landelijk aanvraagformulier te gebruiken voor EMB-leerlingen.

Download het TLV-aanvraagformulier
Download de brief van de PO-Raad en de VO-raad

In de richtlijn EMB worden samenwerkingsverbanden geadviseerd om een toelaatbaarheidsverklaring voor alle EMB-leerlingen af te geven voor de gehele schoolperiode (een voor primair onderwijs en een voor voortgezet onderwijs). Deze leerlingen zijn immers langdurig aangewezen op extra ondersteuning in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Door een TLV af te geven voor de hele schoolperiode wordt de administratieve last voor ouders en (v)so-scholen verminderd.

  • SWV-PO wordt geadviseerd om eenmalig een tlv afgeven die geldig is gedurende het hele verblijf op het SO.
  • Bij de overstap van SO naar VSO moet opnieuw een tlv worden aangevraagd bij SWV-VO. SWV-VO wordt geadviseerd om een tlv af te geven die geldig is gedurende het hele verblijf op het VSO.

Download de richtlijn EMB (PO-Raad en VO-raad)

De regeling bekostiging EMB en het landelijk aanvraagformulier TLV zijn ontwikkeld op basis van moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer door hebben de staatssecretarissen Dekker (OCW) en Van Rijn (VWS), maart 2015. Doel is om de knelpunten op te lossen die worden ervaren door ouders en vso-scholen die onderwijs verzorgen aan leerlingen met EMB.

Download de brief die de Dekker en Van Rijn naar de Tweede Kamer stuurden.

Samenwerkingsverbanden

Wat is een samenwerkingsverband?

In totaal zijn er bij de invoering van passend onderwijs 152 samenwerkingsverbanden opgericht: 77 in het primair onderwijs (po) en 75 in het voortgezet onderwijs (vo). In de samenwerkingsverbanden maken besturen voor het regulier en speciaal (basis) onderwijs onder andere afspraken over:

  • De basisondersteuning die reguliere scholen kunnen bieden;
  • Welke leerlingen geplaatst kunnen worden in het speciaal (basis) onderwijs;
  • De verdeling van de ondersteuningsmiddelen

Voor de leerling is het belangrijk dat samenwerkingsverbanden een dekkend ondersteuningsaanbod in de regio realiseren, zodat elk kind in de vertrouwde omgeving passend onderwijs kan volgen. 

Bekijk hier een presentatie hoe samenwerkingsverbanden zijn georganiseerd.

Om alle leerlingen daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen in het basis- en voortgezet onderwijs samen regionale samenwerkingsverbanden. Het samenwerkingsverband maakt afspraken over welke begeleiding de reguliere scholen bieden, welke leerlingen een plek krijgen in het speciaal onderwijs en over de verdeling van de ondersteuningsmiddelen.

In totaal zijn er bij de invoering van passend onderwijs 152 samenwerkingsverbanden opgericht: 77 in het primair onderwijs (po) en 75 in het voortgezet onderwijs (vo).

In de samenwerkingsverbanden maken besturen voor het regulier en speciaal onderwijs onder andere afspraken over:

  • de basisondersteuning die reguliere scholen kunnen bieden;
  • welke leerlingen geplaatst kunnen worden in het speciaal (basis) onderwijs;
  • de verdeling van de ondersteuningsmiddelen.

Voor de leerling is het belangrijk dat samenwerkingsverbanden een dekkend voorzieningenaanbod in de regio realiseren, zodat elk kind in de vertrouwde omgeving passend onderwijs kan volgen.

Uit AMvB PO

WPO:

Artikel 34.8. Deskundigen samenwerkingsverband

De deskundigen, bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de wet zijn een orthopedagoog of een psycholoog en afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts.

Uit hoofdstuk 1: nadere voorschriften per onderdeel

1.2 Deskundigen verbonden aan het samenwerkingsverband

In dit besluit is, op grond van artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs, geregeld door welk type deskundigen het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het (voortgezet) speciaal onderwijs.

In dit besluit is bepaald dat voor de toelating tot het speciaal basisonderwijs en voor toelating tot het (voortgezet) speciaal onderwijs het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren door ten minste twee deskundigen waaronder in elk geval een orthopedagoog of een psycholoog. De tweede deskundige is afhankelijk van de ondersteunings-vraag van de leerling (zoals blijkt uit de gegevens van de ouders of de school). Dit is een psycholoog, een pedagoog, een maatschappelijk werker, een arts of een kinderpsychiater.

Het samenwerkingsverband kan er voor kiezen om extra deskundigen te betrekken bij het advies over de toelaatbaarheid van een leerling. Door het opleggen van deze verplichting is geborgd dat het samenwerkingsverband relevante deskundigheid betrekt bij de beslissing over het wel of niet verwijzen van leerlingen naar speciale voorzieningen in het samenwerkingsverband.

Er is gekozen voor een orthopedagoog omdat deze beschikt over een brede deskundigheid ten aanzien van kinderen met een mentale en/of fysieke beperking en kinderen die zich in een problematische leer- of opvoedingssituatie bevinden. Een orthopedagoog heeft een bachelor in pedagogiek afgerond en een master in orthopedagogiek, en bij voorkeur relevante werkervaring. Daarnaast is gekozen voor een psycholoog.

Aanbevolen wordt dat het samenwerkingsverband kiest voor een psycholoog die beschikt over relevante werkervaring en kennis van kind- en systeemniveau, zodat deze deskundig is voor wat betreft de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen en het systeem waarin zij opgroeien.

De inzet van de deskundigen ten behoeve van de toelaatbaarheidsbeoordeling, zoals hiervoor beschreven, sluit aan bij de regeling in de wet passend onderwijs dat het samenwerkingsverband kan adviseren over de ondersteuningsbehoefte en over het ontwikkelingsperspectief van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school die is aange-sloten bij het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband kan hiervoor de genoemde deskundigen inzetten.

Het samenwerkingsverband (swv) heeft een aantal wettelijke taken. De belangrijkste hiervan is het maken van een ondersteuningsplan. In het ondersteuningsplan legt het swv vast hoe kinderen die extra ondersteuning nodig hebben een passende plek en passende begeleiding kunnen krijgen. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld. Het ondersteuningsplan is gebaseerd op de schoolondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen. Ook staat er in het ondersteuningsplan welk niveau van basisondersteuning alle scholen in het swv ten minste moeten bieden. Verder wordt beschreven hoe de middelen voor extra ondersteuning worden verdeeld over de scholen in het swv. Het swv heeft ook de taak om te beslissen of een leerling wordt toegelaten tot het vso. Vanaf 1 januari 2016 zijn swv-en ook verantwoordelijk voor de ondersteuningstoewijzing van lwoo en pro en voor de budgetten lichte ondersteuning.

Om ervoor te zorgen dat alle kinderen een passende plek krijgen, hebben scholen regionale samenwerkingsverbanden (swv-en) gevormd.

In het primair onderwijs bestaat een samenwerkingsverband passend onderwijs uit alle reguliere basisscholen, scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) en de scholen voor speciaal onderwijs (so) van de clusters 3 (zeer moeilijk lerend en/of langdurig ziek) en 4 (gedragsproblemen en/of psychiatrie) binnen een door de overheid bepaald gebied.

In het voortgezet onderwijs bestaat het swv uit het reguliere onderwijs (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo), en de scholen voor vso cluster 3 en 4.

Sommige scholen bestaan uit meerdere vestigingen. Het bestuur van de school is voor alle vestigingen aangesloten bij het swv waarin de vestigingen liggen. Het is dus mogelijk dat een schoolbestuur bij meerdere swv-en is aangesloten.

Schoolbesturen en besturen van samenwerkingsverbanden hebben andere taken en daarmee ook andere verantwoordelijkheden. Zo is volgens de Wet passend onderwijs het samenwerkingsverband – en niet het schoolbestuur – verantwoordelijk voor een samenhangend geheel aan ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen scholen en de verdeling van de ondersteuningsmiddelen. Maar de zorgplicht voor passend onderwijs ligt bij de school en bij het schoolbestuur en niet bij het samenwerkingsverband. Het schoolbestuur is dus verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs aan de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

De samenwerkingsverbanden zijn hier autonoom in. De wet biedt veel vrijheid. De keuzes die het samenwerkingsverband maakt worden vastgelegd in het Ondersteuningsplan (inclusief de meerjarenbegroting).

In beginsel zijn de budgetten die het samenwerkingsverband ontvangt een lumpsum, maar er zijn wel verplichte afdrachten voor leerlingen die het samenwerkingsverband verwezen heeft naar vso, lwoo en pro. En er zijn regels voor korting op het lumpsum budget van de schoolbesturen in (extreme) situaties waarin het samenwerkingsverband relatief erg veel leerlingen plaatst in het vso of lwoo/pro.

Zie voor veel meer informatie over bovenstaande de ‘Handreiking bedrijfsvoering en financieel management SWV VO

Het is belangrijk dat er een transparante samenhang is tussen de inhoudelijke plannen van het samenwerkingsverband en de inzet van de financiën. Een programmatisch opgebouwde begroting voorziet hier in. De begrotingsmodellen die de VO-raad faciliteert voorzien hier in.

Verder is het van belang te weten wat het financieel perspectief van het samenwerkingsverband is, krijgt men de komende jaren te maken met een positieve of met een negatieve verevening. Voorts is het noodzakelijk kennis te hebben van de overgangsregels in de bekostiging.

Tenslotte is het van groot belang dat het samenwerkingsverband het financieel management goed vorm geeft, zodat men ín control’ is. Zie voor veel meer informatie over bovenstaande vijf tips de ‘Handreiking bedrijfsvoering en financieel management SWV VO

In het ondersteuningsplan legt het samenwerkingsverband vast hoe passend onderwijs in hun regio wordt vormgegeven. Dit ondersteuningsplan wordt ten minste 1 keer per 4 jaar opgesteld. Het ondersteuningsplan is gebaseerd op de schoolondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen.

Inhoud van het ondersteuningsplan

In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband VO-VSO worden de volgende onderdelen beschreven:

  • Welke basisondersteuning wordt geboden aan leerlingen op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband;
  • De manier waarop het samenwerkingsverband een samenhangend geheel van voorzieningen organiseert voor extra ondersteuning binnen de scholen en/of bovenschools;
  • De procedure en de criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) of het praktijkonderwijs (pro); de procedure en criteria voor het beoordelen of een leerling is aangewezen op het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en de duur van de ondersteuningstoewijzing lwoo;
  • De procedure en het beleid voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het voortgezet onderwijs voor leerlingen van wie de duur van de toelaatbaarheidsverklaring is afgelopen;
  • De beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
  • De manier waarop het samenwerkingsverband ouders informeert over de ondersteuningsvoorzieningen en over de onafhankelijke ondersteuningsmogelijkheden voor ouders;
  • Financiën:
    – De procedure en criteria voor de verdeling, besteding en toewijzing van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting. Het gaat hierbij zowel om het budget voor zware ondersteuning als voor lichte ondersteuning.
    – De afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen voor zware ondersteuning voor leerlingen die na de jaarlijkse teldatum van 1 oktober instromen in het (v)so, inclusief de afspraken die zijn gemaakt over de overdracht van middelen aan het samenwerkingsverband door scholen bij een ontoereikend budget voor zware ondersteuning.
    – De voorwaarden die worden gelden voor scholen om in aanmerking te komen voor een LWOO-licentie en daarmee voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs.

Vaststelling ondersteuningsplan

Voordat het plan kan worden vastgesteld, voert het samenwerkingsverband op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n). Ook moet de ondersteuningsplanraad (OPR) instemmen met het ondersteuningsplan.

Om de kwaliteit van het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen, is het nodig:

  • te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben;
  • zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van de samenwerkingsverbanden;
  • te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is.

Bij een kwaliteitsonderzoek maakt de inspectie gebruik van een waarderingskader. De inspectie gebruikt drie kwaliteitsaspecten: 1. Resultaten 2. Management en organisatie 3. Kwaliteitszorg.

Het toezicht is risicogestuurd. Als uit een risicoanalyse blijkt dat er signalen of aanwijzingen zijn dat het samenwerkingsverband onvoldoende kwaliteit levert, voert de inspectie een kwaliteitsonderzoek uit. Tijdens dat kwaliteitsonderzoek stelt de inspectie aan de hand van een waarderingskader vast of er tekortkomingen zijn. Voor de risicoanalyse hanteert de inspectie een risicomodel dat is gebaseerd op 6 parameters. Deze zijn ook te vinden in het toezichtkader samenwerkingsverbanden (zie onderzoekskaders po, vo en (v)so)

Nee. Het samenwerkingsverband bepaalt in welke bekostigingscategorie een leerling valt. De 3 categorieën werden in het verleden gebaseerd op de indicatie van de leerling:
• categorie laag: zmlk, lz, cluster 4 (lz = langdurig/chronisch ziek)
• categorie midden: lichamelijke beperking lg
• categorie hoog: meervoudig complex gehandicapt (mg; zmlk en lg)

Sinds 1 augustus 2014 is niet de stoornis/handicap van de leerling leidend maar het ontwikkelingsperspectief (OPP). In het OPP staat welke (hoeveelheid) ondersteuning een leerling nodig heeft. EMB-leerlingen uit categorie C vallen meestal onder bekostigingscategorie laag.

De school waar de leerling wordt aangemeld heeft de zorgplicht. Dat betekent dat de school verantwoordelijk is voor het bieden van een passende plek voor de leerling, als er plaatsruimte is op de school van aanmelding. Zodra dit het geval is beoordeelt de school eerst of zij de leerling zelf de benodigde ondersteuning kan bieden. Als dat niet het geval is, gaan ouders en school in gesprek over een plek op een andere school die de leerling wel een passend aanbod kan bieden.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!